Burgemeestersboom

Je hebt bomen en burgemeesters, de ene boom is de andere niet, de ene burgemeester evenmin de andere. Almelo heeft een traditie hoog te houden. Neem nou burgemeester Hedzer Rijpstra, die vier jaar burgemeester van Almelo was, aan het eind van de zogenoemde sixties. Hij kwam in 1966 als vitale veertiger via Smilde en Terneuzen naar zijn derde standplaats Almelo om in 1970 weer te vertrekken, naar Friesland, teneinde daar commissaris van (toen nog) de koningin te worden, wat hij twee termijnen van zes jaar zou zijn.

Vóór hij in de politiek ging was Rijpstra een gedreven ambtenaar, geslepen doch integer, ook als burgemeester manifesteerde hij zich als zodanig, hij beheerste het spel, met oog voor de knikkers. Je wist wat je aan hem had. Rijpstra had een gepantserde politieke kant, zijn bestuurlijke huid was een maliënkolder, maar hij was naar aard en wezen sociaal, wat tot uiting kwam in hobbywerkzaamheden en nevenfuncties. Overigens zou Almelo deze hulpvaardige mannetjesputter na een jaar al bijna kwijt zijn geweest, omdat het landsbestuur riep, maar uiteindelijk werd hij bij de kabinetsformatie van 1967 geen minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet De Jong. Dat werd uiteindelijk Henk Beernink, die veel conservatiever was én beloond moest worden voor het voorzitterschap van de fractie van de Christelijk Historische Unie.

Het was de tijd dat Almelo zwoer bij burgemeesters van de CHU, want vóór Rijpstra burgemeesterde de christelijk-historische Jan Marie Ravesloot twintig jaar in Almelo en ná hem deed Frits Schneiders zulks gedurende achttien jaar, vanuit de CHU, die inmiddels was opgegaan in het CDA. Twee zwaargewichten. Overigens kwam na Schneiders burgemeester Van Roekel, ook met een CHU-achtergrond. De huidige ketendrager Arjen Gerritsen mag dan lid zijn van de VVD, hij staat de Passie prekend absoluut in een Almelose traditie, zoals VVD-coryfee Hans Wiegel in 1982 Rijpstra opvolgde als commissaris van de koningin te Friesland.

Rijkstra was waarlijk een boom van een burgemeester, hij was de appel die niet ver van de boom viel, want zijn vader, Johannes Rijpstra, was ook burgemeester, zoon van een veldwachter, zelf ambtenaar en via onder meer Enschede neergestreken in Zelhem, waar hij in 1921 burgemeester werd. Tijdens de oorlog werd hij wegens 'ambtelijk-bestuurlijke obstructie door de SD opgepakt en naar Duitsland getransporteerd. Johannes Rijpstra overleed 9 december 1944 in kamp Neuengamme. Na de oorlog eerde Zelhem de burgemeester door een straat naar hem te vernoemen. Waarom dit bomen over burgemeester? Zijn voorganger en opvolger als burgemeester van Almelo hebben beide een singel (invalsweg) in de stad naar zich vernoemd gekregen. Hedzer Rijpstra niet. Hij kreeg een boom, een machtige boom in een perkje aan het begin van de Plesmanweg, waar de economie eind jaren zestig mede door Rijpstra een boost kreeg. De boom is afgelopen week omgelegd. Niemand weet waarom. Precies zeven jaar (een CHU-getal) na het overlijden van Rijpstra (7 april 2011).

Scipio